zondag 24 juli 2011

Sirenen

In oude tijden toen de wereldbevolking nog bestond uit goden, halfgoden en gewone stervelingen, leefden in de buurt van het eiland dat men tegenwoordig Capri noemt de sirenes. Twee halfgodinnen, half mens half dier. Een menselijk hoofd en torso op een vogellichaam. De halfgodinnen waren niet alleen zeer aantrekkelijk om te zien maar ze hadden ook een prachtige stem, werd verteld. Daarmee lokten ze zeevarenden op hun schepen steeds dichter naar de eilanden toe. Hun stemmen waren zo lieflijk en hun uiterlijk zo verleidelijk dat de stuurlui hun voorzichtigheid uit het oog verloren en met hun schepen gevaarlijk dicht in de buurt van de rotsen kwamen.
Nog meer deden de sirenes hun best, nog mooier klonken hun stemmen en nog dichterbij kwamen de schepen. Tot ze op een gegeven moment kapot sloegen op de rotsen.
De sirenes deden zich te goed aan het bloed van de omgekomen zeevarenden. Het bloed gaf hen nieuwe levenskracht.
Velen waren zeer nieuwsgierig naar deze bijzondere wezens en konden zich vaak niet bedwingen, hoewel ze wisten dat slechts een enkeling het er af en toe levend vanaf bracht, om zich met hun schip tussen de rotsen te wagen om een glimp van deze halfgodinnen op te vangen en hun stemmen te horen.
Slechts Odysseus lukte het met een slinks plan de halfgodinnen te aanschouwen, hun prachtige gezang te horen en weer levend terug te keren.
Hij liet de oren van de bemanning van zijn schip vollopen met was. Hij liet zichzelf stevig vastbinden aan de mast. Hij overleefde de tocht maar zou de rest van zijn leven het prachtige, verleidelijke gezang van de sirenes niet meer uit zijn hoofd kunnen krijgen.

Aa-ie, aa-ie, aa-ie klonk het agressief door het dorp. Het was eind april, vlak voor de nationale feestdag. De ladderwagen van de plaatselijke brandweer baande zich een weg tussen het passerend verkeer door. Boven in de bak stond een man met een armvol vlaggen aan een lang koord. Hij maakte het koord aan de gevel van een woonhuis vast. De ladder draaide en de bak zweefde naar de overkant van de straat: Aa-ie, aa-ie, aa-ie! Ook daar werd het koord vastgezet. Deze procedure herhaalde zich om de 10 meter.

Op de hoofdweg tussen Bodrum en Turgutreis is het eigenlijk altijd heel druk. Een groot gedeelte van de dag en dat zeker 's zomers staan er files.
Langs die weg zijn een drietal ziekenhuizen en enkele privé klinieken. Ambulances rijden af en aan. Aa-ie, aa-ie, aa-ie! Soms kunnen auto's geen kant op en moeten er vreemde capriolen uitgehaald worden om de ambulance doorgang te kunnen verlenen. Aa-ie, aa-ie, aa-ie! Daar is er al weer een! Het lijkt wel alsof er veel ongelukken gebeurd zijn en veel mensen met spoed naar een ziekenhuis moeten. Vier keer in een half uur! Aa-ie, aa-ie, aa-ie!
Of zal de spoed niet zo spoedeisend zijn en heeft de chauffeur van de ambulance geen zin om in de file te staan?

Het geluid van de sirene van de ambulance of de brandweerwagen moet beslist minder lieflijk en uitnodigend zijn dan dat van de halfgodinnen. En door het veelvuldig gebruik gaat de krachtige werking van het signaal beslist deels ook nog eens verloren. Ja, het zal wel weer!

Murat staat naast zijn brandweerwagen bij de wasserette. Zijn telefoon gaat. Z'n vrouw, ziet hij. "Muratcım, kom je snel naar huis? Je weet toch dat we eters krijgen en jij zou de barbecue toch aanmaken?"
"Is goed Emel. Ik kom eraan."
Murat klimt in zijn brandweerwagen. Aa-ie, aa-ie, aa-ie!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten