vrijdag 29 juli 2011

Met de rede kwam de vijand

Iedere dag worden we geconfronteerd met de grote hoeveelheden narigheid van het dagelijks bestaan. Soms op persoonlijk vlak, soms betreft het vrienden of kennissen, soms is het onnoemelijk groot leed als armoede of overstromingen of hongersnood. En hoe afgestompt zijn we geraakt. Hoe gemakkelijk leggen we het naast ons neer en gaan we over tot de orde van de dag.
Daaraan denkend met schokkende tv-beelden van up to date gebeurtenissen op mijn netvlies zat ik, 's ochtends vroeg dekking zoekend voor de eerste zonnestralen, op mijn terras. Mijn ontbijt op een dienblad, kopje koffie erbij (Nescafé trouwens) en een boek bij de hand.
Er was een briesje opgestoken, waarschijnlijk tijdelijk en van korte duur, en daar wilde ik alle profijt van trekken. Ik had twee armstoelen tegenover elkaar gezet zodat ik de ene als tafeltje kon gebruiken en later eventueel als voetenbankje.
Aan de rand van het terras staan een paar bananenbomen. En terwijl ik mijn ontbijt nuttigde, streek er in een van die bomen een klein vogeltje neer.
Het diertje zag er enigszins haveloos uit. Zijn veren een beetje verwaarloosd, alle kanten op piekend, zijn glans verdwenen, een beetje grauw en vaal. Was het aangevallen door een kraai of ekster of andere jager? Of was zijn postuur en uiterlijk altijd al zo? Of had het ergens een bad genomen en was het vergeten zijn verenpak te fatsoeneren?
Het beest was trouwens levendig en alert genoeg. Het sprong van de ene stam op de andere, een beetje onderzoekend rondkijkend en hier en daar iets wegpikkend.
Ik nam de laatste hap en mijn brood en slobberde nog een stukje tomaat naar binnen. Het dienblad met bordje, bestek en restanten zette ik op de stoel tegenover mij.
Het meesje, ja dat was het zeker, leek veel op een gewone koolmees maar dan met minder kleur en veel slanker. Misschien een Turkse ondersoort? Het diertje vloog op van de banaan en landde op de rugleuning van de stoel. Het keek even rond en hipte dan op de stoelleuning. Het zat op een meter afstand. Had het me gezien en wist het dier dat het van mij geen gevaar te vrezen had? Of had het me niet eens opgemerkt? Om het meesje niet op te doen schrikken bleef ik rustig zitten. Ik bewoog nauwelijks en keek alleen maar.
Het kopje een beetje schokkerig heen en weer bewegend keek het me toen met zijn kleine donkere oogjes even aan alsof het wilde vragen: Is het goed dat ik wat van je broodkruimels proef?
Mezen zijn tamelijk vrijpostige vogeltjes en eigenlijk niet schuw. Met een beetje geduld kan je ze uit je hand laten eten. Maar zo ver kwam het niet. De volgende dag herhaalde zich de gebeurtenis op het terras op vrijwel dezelfde wijze en al met wat meer overtuiging. Maar dat was helaas de laatste keer dat ik het dier zag.

Dieren kennen geen vijanden. Ja, ze hebben aangeboren instincten om bij bepaalde creaturen uit de buurt te blijven. Waarschijnlijk om het voortbestaan van de soort niet in gevaar te brengen en daarmee het natuurlijk evenwicht niet te verstoren.
Een dier maakt deel uit van de voedselketen. En meesjes moeten dan ook voorzichtig zijn. Maar vijanden hebben ze niet.
Alleen mensen hebben vijanden. Die creëren ze zelf.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten