Bülent zat te vissen zoals vrijwel iedere avond. Aan het uiterste eind van de kade die een heel klein haventje begrensde had hij zijn vaste stek. Met een haspeltje en een enkele lijn probeerde hij bijna dagelijks één of liever meerdere octopussen te vangen. Vaak lukte dat aardig.
Hij verkocht zijn vangst meestal aan het visrestaurant aan het begin van de haven. Werken deed Bülent verder niet. Hij was altijd vrijgezel gebleven en hij woonde alleen in een klein huisje aan de rand van het dorp. Het huisje had hij van zijn stokoude moeder gekregen toen die enkele jaren geleden een jaar na zijn vader overleed.
Hij viste wat en soms had hij een "handeltje". Daar had hij genoeg aan. Een matig mens.
Overdag zat hij vaak in het theehuis naast de moskee. Aan het eind van de middag ging hij dan meestal aan de slag.
Zo ook vandaag. Hij had drie flinke jongens gescoord en hij had ze in de tussentijd al mals geslagen op de kademuur. Het begon al aardig donker te worden. Tijd om te gaan zo langzamerhand. Hij haalde zijn lijn binnen. Pakte de emmer met de vangst. Zo, klaar om te gaan.
Het was stil op de kade. En in de haven was verder ook niks te beleven. Hij keek nog even uit over het water. Achter zich hoorde hij een auto op de kade. Er stopte een grote donkere Mercedes. Twee mannen sprongen uit de wagen. De achterbak ging open. Gezamenlijk pakten de mannen een groot pak uit de auto en smeten dat één, twee, drie in de haven. Ze sprongen weer in de auto en maakten zich snel uit de voeten. Bülent holde naar de plek en zag nog juist een voet boven water uitsteken. Toen was alles verdwenen.
Bülent wist even niet wat hij nu het beste kon doen. Hij aarzelde even. Toen besloot hij eerst zijn eigen zaken te regelen. Hij holde met zijn vistuig en zijn emmer naar zijn auto die ook op de kade stond en reed naar het visrestaurant.
Hij zette zijn auto bij de achterdeur. Hij keek even rond en bracht toen zijn vangst en zijn "handeltje", 50 sloffen gesmokkelde Marlboro sigaretten, goed voor 500 TL winst, naar de keuken.
"Mag ik even bellen?" vroeg hij. Hij moest even in de klapper het nummer van het politiebureau opzoeken.
"Er ligt een lijk in de haven." Hij legde neer en ging het restaurant binnen naar zijn vaste plek met uitzicht. Zijn duble raki en zijn bordje kaas stonden al klaar.
Even later kwam er een politiewagen voorbij met zwaailichten en sirene, richting haven.
"Ik ga eens even kijken", zei Bülent en hij wandelde de deur uit de auto achterna.
Er waren al meer kijkers die samen met de agenten het wateroppervlak afspeurden. Na enige tijd werd de zoekactie gestaakt.
"Niks te zien, morgen verder," zei een van de agenten en ze vertrokken.
De volgende ochtend vroeg werd de boel afgezet. Er was groot materiaal aangerukt. De brandweerwagen, een ambulance, een rubberboot en een kikvorsman. Systematisch werd de haven aan een inspectie onderworpen. Na een uurtje of twee hadden ze beet. Er werd druk gegesticuleerd en heen en weer geroepen. Een groot in plastic verpakt voorwerp werd de rubberboot ingetrokken. Een been stak uit de verpakking. Het been van een etalagepop.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten