vrijdag 3 augustus 2012

Biocomputer

Toen ik onlangs op vliegveld Schiphol was om van daaruit mijn terugreis naar Bodrum te ondernemen en aan een tafeltje in een van de vele koffiegelegenheden plaatsnam werd ik plotseling herinnerd aan een gebeurtenis aldaar van een jaar of acht terug.
Ik was toen ook op weg naar Turkije en toen ik in hetzelfde etablissement de tijd dodend van mijn espresso zat te genieten richtte een man die aan het naastgelegen tafeltje zat zich tot me.
Ik had hem al even daarvoor opgemerkt en hij was me opgevallen omdat hij twee verschillend gekleurde sokken, een wit en een bruin, droeg. Hij maakte door zijn manier van doen op mij de indruk iemand te zijn die totaal niet geïnteresseerd was in zijn uiterlijk of zijn kleding. Het leek er trouwens ook op dat hij zijn overhemd binnenstebuiten aan had. Voor hem stond op zijn tafeltje een laptop naast een koffiebeker en er omheen lagen allerlei papieren en een blocnote waarop hij regelmatig iets noteerde.
Toen hij een vel papier op de grond liet vallen, zonder dat overigens te merken, raapte ik het op en legde het terug op zijn tafeltje.
Op dat moment knikte hij verstrooid maar ook vriendelijk naar me en bedankte me hartelijk. Hij sprak Engels met een zwaar Duits accent. En plotseling begon hij een heel gesprek. Hij vertelde dat hij wetenschappelijk onderzoek deed op het gebied van de ontwikkeling van biocomputers. Biocomputers maken gebruik van systemen van biologisch afgeleide moleculen zoals DNA en proteïne en dat alles gebaseerd op de theorie van de nanotechnologie. Althans is dat hetgeen ik me ervan herinnerde. En ik begreep er toen heel weinig van.
Hij vervolgde met een relaas over colleges die hij gaf aan verschillende universiteiten in een aantal landen. Hij doceerde aan Berkeley in de VS, aan een universiteit in Oslo en in Zwitserland. Daar kwam hij vandaan en in Zurich leidde hij een of ander onderzoeksinstituut.
Op die verschillende universiteiten deden kleine groepjes van bijzonder getalenteerde studenten en wetenschappers mee aan het uitgebreide en jarendurende onderzoek.
Hij liet me allerlei websites zien, ook enkele van hemzelf, hij toverde allerlei statistieken te voorschijn en toonde me foto's waarop hij te zien was omringd door mensen in witte jassen.
Wat ik deed en waar ik naar toe ging wilde hij plotseling weten. Toen hij hoorde dat het doel van mijn reis Turkije was wilde hij weten of ik niet een heel goede vertaler Engels-Turks of Duits-Turks kende. Hij bleek namelijk bezig te zijn met het opzetten van een onderzoeksteam aan een universiteit van Istanbul. Binnen niet al te lange tijd zou hij daar de zaken ook onder zijn hoede nemen.
Ik beloofde hem navraag te zullen doen en we wisselden e-mail adressen uit. Hij zou snel contact opnemen. Hij maakte op dat moment een beetje een verwarde indruk, hij rommelde wat met zijn papieren en zijn laptop. Bruusk stond hij op, stopte al zijn spullen in een stevige leren koffer en verdween zonder verder nog iets te zeggen in de menigte. Ik heb daarna nooit meer iets van hem vernomen. De naam van de geleerde heb ik nog in mijn agenda staan: H. von M.
Aan die gebeurtenis werd ik herinnerd toen ik mijn koffie dronk en aan een tafeltje iets verder op twee mannen in gesprek zag. De ene man had een laptop voor zich staan met ernaast stapels paperassen. Hij droeg een bril waarvan in het rechter glas een grote ster zat. Het leek alsof de twee mannen een kennismakingsgesprek voerden.

Ik keek nog eens goed en herkende mijn professor. Typisch, dacht ik. En een beetje nieuwsgierig geworden vroeg ik aan de ober die juist bij me in de buurt kwam: "Kent u die grijze man met die kapotte bril misschien?"
"Oh jawel hoor. Die meneer noemen we Heinrich. Hij drinkt hier wel vaker een bekertje koffie. Hij schijnt in een psychiatrische inrichting te zitten. Maar hij doet niemand kwaad hoor!"

Geen opmerkingen:

Een reactie posten