Aan de rand van mijn tuin in Nederland had ik een aantal zeer oude eikenbomen en oude beukenbomen staan. Ieder jaar lag in de herfst de grond bezaaid met eikels. Emmers vol verzamelde ik dan en bracht ze naar de buurman verderop aan de overkant van de straat. De buurman hield varkens en die waren er echt dol op.
Een behoorlijk aantal eikels werd naar nooit meer teruggevonden verstopplaatsen vervoerd door het legertje eekhoorns dat het bos naast de tuin bevolkte.
En vrijwel iedere morgen bij het licht worden trokken er enkele reeën door de tuin die ook maar wat graag een paar hapjes eikels verschalkten tot ze, door een of ander geluid of licht opgeschrikt, plotseling de benen namen.
Met de beuken was het een iets anders verhaal. Een paar bomen van een jaar of vijftig, zestig leverden ieder jaar een dik tapijt van nootjes aan hun voet af. Maar in tegenstelling tot de eiken brachten de beuken vaak jarenlang alleen maar lege doppen voort.
Beukennootjes zijn heerlijk om zo te eten maar dat kwam er dus meestal niet van. Zelf hoefde je er niet op te letten of er sprake kon zijn van een gevulde oogst. Dat merkte je wel aan het gedrag van de eekhoorns. Als die zich in de boom ophielden of eronder bleven zitten doppen dan wist je dat er echt nootjes waren. Lieten ze de beuk de beuk dan hoefde je niet eens te gaan kijken.
Na een vruchtbaar jaar kwamen er het volgend voorjaar honderden zaailingen op van eik en beuk. En ik kon het nooit over mijn hart verkrijgen om ze weg te halen. Het gevolg was dat er al snel een ondoorkoombaar bos ontstond en er van een tuin in de betekenis van grasveldje, borders, paadjes etc. absoluut geen sprake meer was.
En wat voor beuk en eik gold, gold ook voor hazelnoot, els, berk, vlier, walnoot en vele andere soorten. Na een aantal jaren was de "tuin" geworden zoals ik wilde. Een wildernis, een paradijs voor vogels, insecten, eekhoorns, muizen, padden en andere levende have.
De natuur moest haar gang kunnen gaan en ingrijpen vond ik eigenlijk niet goed kunnen. Zelfs het snoeien van bomen en struiken die vaak heel ongemakkelijk voor mensen in de weg wensten te groeien vond ik moeilijk en moest wat mij betrof tot het aller-noodzakelijkste beperkt blijven. Het was een wilde tuin geworden waar niemand zich aan stoorde omdat het huis vrij stond en zonder buren in de directe omgeving.
Mijn levensomstandigheden zijn ingrijpend gewijzigd en ik verhuisde een aantal jaren geleden naar Turkije en woon nu in de omgeving van Bodrum. De tuin rond het huis hier is wel van een heel ander karakter. Het huis is namelijk gebouwd in een oude mandarijnenboomgaard en de bomen zijn ooit keurig netjes in rijen aangeplant. Wel staan er hier ook vruchtbare eikenbomen langs de rand maar de eikels die in de tuin terecht komen hebben vanwege het klimaat veel minder kans om gemakkelijk te ontkiemen en op te groeien. De grond is vaak kurkdroog en hard en de eekhoorns doen hier ook regelmatig een aanslag op het nageslacht van de eik. Water geven wil ik niet omdat ik ook hier de natuur haar gang wil laten gaan en het zou trouwens een gebed zonder eind zijn.
Jaren terug heb ik twee moerbeibomen aangeplant. Maar het zijn van die treurboom varianten en dat was dus eigenlijk helemaal fout. Want sommige jonge spruiten die wel omhoog groeien moet je eigenlijk wegsnoeien omdat er anders niets van de oorspronkelijke vorm overblijft. Een groot dilemma dus.
Toevallig weet ik dat als je moerbeibomen snoeit je de uitlopers tamelijk gemakkelijk kan stekken. Blad eraf, goed schuin afsnijden met een vlijmscherp mes, in een pot met aarde stoppen of ergens op een schaduwrijk plekje in de tuin ingraven, regelmatig water geven en een jaar later heb je gewortelde stekken. Het is een alternatief maar, ...
Of zal ik de moerbeibomen maar laten groeien zoals ze zelf willen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten