Een tijdje geleden kwam ik in gesprek met Muammer. We hadden elkaar leren kennen toen hij bij mij in de tuin een gat voor een zwembad kwam graven. Ik kwam hem maanden later tegen op de markt in Bodrum. We zochten een plekje waar we een glaasje thee konden drinken en rustig een praatje konden maken.
Of het zwembad helemaal klaar was en of ik het nog steeds naar mijn zin had in Turkije. Beide vragen kon ik volmondig positief beantwoorden.
Ik vroeg hem hoe het met de zaken ging. Muammer heeft een bedrijf dat je in Nederland een loonbedrijf zou kunnen noemen. Hij verhuurt werktuigen en machines met personeel voor de landbouw, de wegenbouw, grondwerkzaamheden, woningbouw en dat soort werkzaamheden. Een flink bedrijf waarin miljoenen zijn geïnvesteerd.
En met de jongens? Ik wist dat hij drie zoons had die allemaal in het bedrijf werkten. Een van de jongens was ook wel eens bij me thuis geweest.
Met het bedrijf ging het wat minder de laatste tijd en dat kwam eigenlijk door zijn zoons.
"Die jongens weten niet wat werken is. Die denken dat alles van zelf gaat," mopperde hij.
"Ilker de oudste, zit meer tijd op zijn Harley dan op een van de machines. Nou ja, zijn vrouw werkt tenminste nog op de administratie. En Alp, de middelste denkt dat ie muzikant is. Hij geeft af en toe wat les en treedt soms op, maar met het bedrijf bemoeit hij zich maar af en toe."
Muammer haalde diep adem, nam een flinke slok thee en vervolgde: "En de jongste, Engin, is helemaal een nietsnut. Nooit zijn studie afgemaakt. Interessante vrienden met interessante discussies en interessante hoeveelheden cannabis en rakı. Maar werken? Ho maar!"
"Allah, Allah," voegde hij nog toe.
"Het zal toch wel meevallen. Ze zijn toch niet dom," probeerde ik nog. Maar hij hoorde me niet eens.
"Ken je dat verhaal van die vader met die drie zoons en die pot met goud," vroeg hij.
"Ja, ik denk het wel," bracht ik nog uit.
Maar Muammer zat nu op zijn praatstoel en liet zich niet meer afstoppen:
Een vader had drie zoons. Hij was vlijtig en werkte van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat op het land en in de moestuin van de boerderij.
De drie zoons, al flinke jongens, lieten hun vader al het werk doen. En zelf luierden ze maar wat, lanterfantten of gingen soms eens uit vissen.
Vader werd ouder en het werk ging hem allemaal niet zo gemakkelijk meer af. Maar toen hij de jongens vroeg hem te helpen hadden ze daar weinig zin in.
Tot de vader op een dag vroeg wat er zou gebeuren als hij er opeens niet meer was. Toen schrokken zijn zoons en vroegen hem om een laatste raad.
Ooit heb ik een pot goud gevonden en die weer begraven, zei de vader. Waar precies weet ik niet meer. Maar wel ergens op ons land.
Enige tijd later stierf de vader. De zoons waren zeer bedroefd en begroeven hem samen. Maar na een paar dagen begonnen ze toch te zoeken naar de pot met goud. Ze groeven en gingen maar door maar ze vonden niets. Toen was het hele land omgegooid. Verder zoeken had geen zin.
Maar ze hadden zich zoveel moeite getroost dat ze nu het omgespitte land maar inzaaiden. En vanaf dat moment waren de zoons boer geworden, net als hun vader was geweest.
Muammer keek me aan.
"Op zo'n afloop hoop ik ook, maar ik heb er weinig fiducie in," besloot hij.
"Ach, het kan altijd nog erger," ging ik verder.
"Wat bedoel je, hoe dan?" vroeg hij verwachtingsvol.
" Vier zoons!"
Geen opmerkingen:
Een reactie posten