Waarschijnlijk was ik even in slaap gevallen. En waarschijnlijk droomde ik ook.
Even daarvoor lag ik nog op het dek van een zeiljacht een boek te lezen. We maakten een dagtocht en door de wind, de zon en het klotsen van het water onder de boeg moet ik midden op de dag, hetgeen voor mij zeer ongebruikelijk is, onder zeil zijn gegaan.
We voeren tussen kale, onbewoonde, onherbergzame eilanden door. Het werd een beetje donker alsof er zo meteen een ernstig onweer zou losbarsten. Een onbehaaglijk gevoel maakte zich van mij meester. Een dreigende atmosfeer deed me oplettend alle kanten opkijken. Ik dacht langs het strand silhouetten van ruiters te zien. Ze volgden ons, leek het wel. De wind stak op en blies ons schip richting de oever. Er was geen houden aan en een volgende manoeuvre om een uitstekende rots te ontwijken mislukte faliekant. De boot sloeg te pletter op de rotsen. Bovenop de rots stonden de ruiters die schreeuwden en hard lachten. Van de anderen aan boord zag ik niemand meer. De ruiters kwamen naar beneden met duidelijk onvriendelijke bedoelingen jegens de eventueel overlevenden.
Ik kon geen kant op. De enige uitweg zou misschien het water kunnen zijn. Ik trok mijn laarzen uit en stond klaar om een duik te nemen. Maar plotseling kwam er een draak op me af. Een twee-koppige draak was het met opengesperde vuurspuwende muilen .
"Spring maar, ik zal je helpen," schreeuwde de draak boven het geluid van de aanwakkerende wind uit. Er was geen andere moegelijkheid, ik wilde niet in handen vallen van de nu vervaarlijk dicht genaderde mannen te paard.
"Klim snel op mijn rug en houd je goed vast."
Ik klom op zijn rug. Ik hoorde het geluid van wiekende vleugels en het geklapper van platte voeten op het water. De draak maakte vaart en schoot heel snel de lucht in, de ruiters verbouwereerd achter latend. Onder me zag ik het water.
Een droom schoot het door me heen en ik werd wakker.
Hoog in de lucht hing ik onder een oogverblindend geelgekleurd parasail. Aan een lange lijn werd ik door een knalrode krachtige speedboat voortgetrokken, een meter of dertig boven het water.
Veel mensen dromen weleens dat ze een vogel zijn. Dat had ik niet maar ik heb me wel vaak proberen voor te stellen hoe het zou zijn om een vogel te zijn. Hoe de wereld er dan uit zou zien. En zou je je dan echt "zo vrij als een vogeltje in de lucht" voelen? Een kopmeeuw leek me altijd wel wat. En zou dat wel mogelijk zijn dan, een vogel met hoogtevrees. Of zou die neerstorten of zijn hele leven op een meerpaal blijven zitten?
In de baaien rond Bodrum kan je op verschillende plaatsen aan parasailing doen. Ik heb mijn ogen goed de kost gegeven en op een dag ben heb ik de stoute schoenen aangetrokken.
En na enige instructies ging het dan toch echt gebeuren. In een vervelend aanvoelend soort harnas gehesen, werd ik naar een soort platform gevaren waar ik het parasail en het sleeptouw vastgemaakt kreeg. De wind kreeg al snel vat op het uiterst gevoelige dundoek. Ik deed mijn ogen dicht. Toch maar weer open. Het afgesproken commando volgde op een gegeven moment en daar ging ik toch echt. De boot maakte vaart en het ging hoger en hoger. Daar hing ik dus. Even later durfde ik mijn hoofd wat te draaien en de aarde, de zee dus, onder me in me op te nemen. Spectaculair was het in ieder geval en ik begon me al een beetje ontspannen te voelen.
Maar waarom leek het alsof ik zo scheef ging? Zat de linkerkant van mijn harnas wel goed? Er scheurde iets en Icarus stortte te water.
Een droom schoot het door me heen en ik werd wakker.
Onze boot had zijn steven gewend en was tegen de golven in op weg terug naar de haven. Het hoog opspattende water had me gewekt. Water in mijn haar. Mijn boek, dat naast me lag, was kletsnat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten