Kort na de stichting van de Republiek Turkije, 88 jaar geleden, werd door Atatürk een binnenlandse politiek in het leven geroepen die het nationalisme moest verstevigen. Deze politiek van turkificatie hield o.a. in dat iedereen die in Turkije woonde, van welke minderheidsgroepering dan ook, voortaan Turk was.
In onderwijs en op het gebied van cultuur mocht alleen het Turks als taal gebruikt worden. Later werd zelfs overgegaan tot het verplicht aannemen van een verturkste naam om zo vreemde taalelementen te weren en afkomst te verdoezelen.
Deze vorm van assimilatie is maar ten dele geslaagd. Want veel mensen van minderheidsgroeperingen die in de gelegenheid waren verlieten het land.
Het belangrijkste probleem bleef de zaak van de Koerden. Een groot deel van de Koerdische minderheid in Turkije wil de eigen cultuur en taal behouden en een vorm van zelfbestuur verkrijgen. Het liefst in een eigen land (Kurdistan) of anders in een soort autonomie binnen Turkije. Tot nu toe hebben de vijandelijkheden tussen het Turkse leger en Koerdische rebellen van de PKK (tegenwoordig terroristen) de laatste tientallen jaren misschien wel aan 40.000 mensen het leven gekost en een oplossing is niet in zicht. De strijd is de laatste maanden weer in alle hevigheid losgebarsten. Veel slachtoffers onder soldaten, politieagenten, PKK-strijders en burgers. Alleen vorige week vielen er al ongeveer 100 slachtoffers bij aanslagen door PKK-strijders en vergeldingsacties door het leger.
Zaterdagmiddag 29 oktober ontplofte er een bom in een winkelstraat in Bingöl, hoofdstad van de gelijknamige provincie in het oosten van Turkije.
Volgens de berichten in de pers betrof het een zelfmoordactie van een PKK-strijdster. Ze zou van plan geweest zijn een aanslag te plegen op een bijeenkomst in het stadion ter gelegenheid van de viering van de verjaardag van de republiek. Maar die feestelijke bijeenkomst was afgelast als eerbied voor de slachtoffers van de aardbeving rond Van. Waarschijnlijk was een kantoor van de AKP, de politieke partij van minister-president Erdoğan het plaatsvervangende doelwit geworden.
Voor ze echter tot haar daad kon overgaan werd ze door een vrouw die met haar kinderen boodschappen deed ontmaskerd. Er is een strijd ontstaan waarbij de vrouw volgens de berichten geprobeerd moet hebben de bom onschadelijk te maken. Op dat moment ontplofte de bomgordel en de beide vrouwen kwamen om het leven. Ook vielen er tientallen gewonden.
De daad van de moeder wordt in de pers als heldendaad omschreven. Ze offerde haar leven op voor haar kinderen, die wel gewond raakten maar er weer lichamelijk bovenop zullen komen. Haar actie is heel goed te verklaren, haar beweegredenen zijn duidelijk.
Maar hoe lag dat bij die PKK-strijdster. Dergelijke aanslagen worden maar zelden (hoewel steeds vaker) door een vrouw gepleegd. In het verleden waren er een aantal zelfmoordaanslagen in Rusland en enkele voormalige Sovjetrepublieken door zogenaamde zwarte weduwen. De beruchte Tsjetsjeense zelfmoordenaarsters die in hun meest spectaculaire actie, de bezetting van het Doebrovka theater in 2002 in Moskou, met negentien vrouwen tegelijk de dood vonden. Tegenover de repressie en de vuile oorlog met de Russen stelden zij het martelaarschap voor hun volk en geloof.
Kan men de strijd van de Koerden daarmee vergelijken? Hoe wanhopig moet je zijn om voor een dergelijke daad te kiezen waarbij het zeer waarschijnlijk is dat onschuldige personen het slachtoffer worden? Is dit te begrijpen?
Nee, het is niet te begrijpen. Een martelaar/-ares voor het geloof kan ik me nog enigszins voorstellen: die geloven dat zij een goede zaak dienen en zelf dadelijk naar het paradijs gaan, een heerlijke beloning in hun ogen. Maar voor zo'n PKK-strijdster is deze vermeende beloning
BeantwoordenVerwijderenniet weggelegd.