Het gaat niet zo goed meer met Zafer en Kemal. Twee niet al te slimme vrienden uit M. die de hele zomer in B. gewerkt hadden. Vanaf eind april hadden ze zeven dagen in de week als ober gewerkt in een groot restaurant in het centrum van de stad dat speciaal op buitenlandse toeristen gericht is en dus alleen 's zomers open is. Het zomerseizoen is al weer een paar maanden voorbij en ze zitten zonder werk. Van hun salaris hebben ze niet veel overgehouden. Het salaris in die branche is laag en sparen voor de winter kan je er nauwelijks van.
De afgelopen weken hebben ze geprobeerd ergens in de bouw aan de slag te komen maar dat was tot dan toe niet gelukt. De bouwactiviteiten staan op een tamelijk laag pitje en ze hadden nog niets kunnen vinden.
De twee jongens zijn met 14 jaar van school gekomen en sindsdien werken ze een jaar of vijf, zes als los arbeider. Dan weer hier en dan weer daar. Maar 's zomers altijd als ober in hetzelfde restaurant in B.
's Morgens vroeg wandelen ze naar het busstation waar ze zich voegen bij de groep andere losarbeiders die zich daar ophouden in de hoop dat er iemand langskomt die op zoek is naar een paar dagloners. Af en toe hebben ze geluk en kunnen ze ergens een of twee dagen aan de slag. Een tuin ophogen, een kleine verhuizing, een werkplaats schoonmaken, een greppel graven, beton storten en meer van dergelijke kortdurende klussen.,
Vaker hebben ze pech en vertrekken ze 's avonds weer naar hun slaaphuis. Ze bivakkeren in het huis van Ahmet, een man die uit hun geboortedorp afkomstig is. In de vochtige kelder hebben ze hun bed staan.
Nee, het zit niet mee. En ze beginnen zich een beetje hopeloos en moedeloos te voelen.
Op een avond als ze samen tegenover elkaar in de kelder op hun bedden zitten zegt Zafer: "Ik ben bijna blut. Ik ga een bank beroven. Het kan niet anders. Of een overval op een benzinestation."
"Dat kan toch niet," werpt Kemal in eerste instantie nog tegen. Maar als Zafer erop doorgaat lijkt het hem eigenlijk ook wel een goed plan.
"Ik koop een namaakpistool, hier in de kast ligt een muts waar ik een paar ooggaten in knip, we lenen de auto van Ahmet. Alleen nog even bedenken waar," gaat Zafer weer verder.
Twee dagen later gaat Zafer naar een grote buurtwinkel waar ze ook wat speelgoed verkopen. Hij koopt van zijn laatste geld een plastic namaakpistool. Wel een beetje gek gekleurd maar dat zal wel lukken. Als hij betaalt ziet hij dat de winkelier flink wat geld in kas heeft. Misschien ………..
De buurtwinkel sluit iedere avond om tien uur. Die avond om ongeveer half tien roept de winkelier zijn zoon: "Let jij even op? Ik ga even storten". En hij gaat naar de bank om het papiergeld van de dagopbrengst te storten. De bank is op de hoek van de straat en tien minuten later is hij weer terug achter zijn toonbank.
Om kwart voor tien stopt er een auto net voorbij de winkel. Zafer komt naar buiten. Hij struikelt van de zenuwen over de stoeprand, hij loopt naar de deur van de winkel en trekt de witte muts over zijn hoofd, in de haast achterste voren zodat de ooggaten aan de achterkant zitten. Hij draait de muts om. De winkelier heeft hem al gezien en als Zafer naar binnen stapt met zijn pistool in zijn hand herkent hij dat meteen.
"Dit is een overval, open de kassa! De winkelier opent de kassa, stapt terzijde:"Ga je gang", antwoordt hij rustig.
Zafer ziet de lege geldla en de paniek slaat toe. Hij draait zich om en rent weg. De winkelier grijpt een geweer onder de toonbank vandaan en schiet Zafer in zijn rug……… Het verfpatroon barst open en een grote witte plek verspreidt zich over zijn jack. Hij rent naar de auto. Springt erin. Kemal trekt op, maar laat de motor afslaan. Hij probeert te starten, maar dat lukt hem nu natuurlijk van schrik niet. Zafer en Kemal springen uit de auto en kiezen lopend het hazenpad. Nee, het zit niet mee.
Op het trottoir voor de winkel staat de winkelier krom van het lachen zich op zijn dijen te slaan van de pret.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten