Een vroege, lange wandeling moest het worden. Ik wilde langs het strand lopen, over de rotsen klauteren, naar de zee kijken, passerende schepen observeren, vogels en vissen spotten. Gewoon een strandwandeling die ik wel vaker maak. Maar nu ergens waar ik niet zo vaak kwam. Ik reed met de auto naar mijn startpunt.
Het begon net een beetje licht te worden, zodat ik in ieder geval zou kunnen zien waar ik liep. En ik zou nog ongeveer een uurtje of twee de tijd hebben voor de zon op zou komen en het warm zou worden. Voor mij de mooiste uren van de dag.
Vanaf de plaats waar ik mijn auto had geparkeerd liep ik een smal paadje af naar het strand. Aan het eind lagen twee grote kortharige bruine honden van een onduidelijke soort in het zand. Zwerfhonden die daar de nacht hadden doorgebracht.
Toen ik aan kwam lopen stonden ze op. Ze rekten zich eens uit, stonden heel even op hoge poten, schudden het losse zand uit hun vacht en kwamen verkennend op me af. Wederzijds geen gevaar duchtend namen de honden heel even nieuwsgierig mijn lucht op en aaide ik hen even over hun kop.
Ik stond aan het water van een flinke baai met een mooi zandstrand en aan beide uiteinden begrensd door een uitspringende rotsformatie. Geruime tijd nam ik de omgeving in me op. Toen koos ik links en ging op weg voor een normale strandwandeling.
De waterlijn volgend over de natte nog tamelijk harde strook zand. Kijkend, rapend, ruikend, diep ademend, branding ontwijkend met een tweetal bruine zwerfhonden als gezelschap die af en toe een stok vonden om weggegooid te laten worden. Zo liepen we een minuut of twintig tot aan het rotspunt dat de grens van de baai markeerde.
Ik klauterde verder om te zien wat me "om de hoek" geopenbaard zou worden. Hier, voorbij dit punt, was ik nooit eerder geweest.
Op een van de rotsblokken zat een man in de verte te turen. Althans zo leek het. Misschien zat hij voor zich uit te staren en zag hij helemaal niets. Ik moest vlak langs hem heen lopen voor de enige begaanbare route en ik wenste hem goede morgen. Er kwam geen antwoord. Ach, kennelijk zo diep in gedachten verzonken dat hij me niet had gehoord. Of wellicht wilde hij zijn gedachtengang niet laten onderbreken.
Aan de andere kant van de rotspunt afklauterend vervolgde ik mijn weg. De honden hadden genoeg gelopen, ze hadden geen zin meer en bleven achter.
Na een klein half uurtje kwam ik bij een eenzaam, stil restaurantje. Ik had op een kop koffie of glas thee met simit gehoopt maar er zat geen leven in de brouwerij. Naast het houten bouwwerk lag op een bank een man te slapen. Lekker laten liggen, dacht ik.
Genoeg. En ik keerde op mijn schreden. Af en toe hoorde ik honden blaffen. Bij de rotspunt? Daar teruggekomen was de "denker" verdwenen. Dicht bij waar de man gezeten had lagen een paar houten slippers in het zand onderaan de rotsen. Mooie, bijzondere exemplaren met een dikke houten zool en bewerkte leren band. Verder was er niets!
Ik keek uit over de zee.
De honden kwamen blaffend aanrennen. Ik zag geen zwemmer. Was hij het water ingelopen om nooit meer terug te komen? Geen kleding te zien. Moest ik me iets verwijten? Had ik het kunnen voorkomen?
Toen kwam er langs het strand hijgend een oudere vrouw aansnellen.
"Heeft u mijn schoenen gezien?" kon ze met moeite uitbrengen.
Twee honden blaften vrolijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten